Diesel rangeerlocomotieven (HLR)

De NMBS-Holding heeft een deel van haar rollend materieel overgedragen aan vier Belgische verenigingen. TSP Het is in dit kader dat de 7103 op .

In het begin van de jaren 1950 besloot de NMBS om de stoomtractie binnen 10 jaar uit te faseren. In die tijd had de NMBS echter weinig ervaring met dieseltractie en bestond haar vloot uit treinstellen en een paar rangeermachines die ze uit de Tweede Wereldoorlog had geërfd.

Voor de zware rangeer- en cabotagediensten bestelde de NMBS 12 prototypelocomotieven met vier aangedreven assen bij Baume & Marpent, verdeeld in twee series: - 6 locomotieven met elektrische transmissie: de 270.
001 tot 006, toekomstige 7001 tot 7006, uitgerust met een ABC dieselmotor; - 6 SEM locomotieven met hydraulische transmissie: 271.001 tot 006, toekomstige 7101 tot 7105, uitgerust met een 750 PK SEM dieselmotor (271.003 werd afgeschreven voor de hernummering).

Type 270 zou worden uitgerust met twee tweeassige draaistellen. Type 271 werd ook gebouwd met vier assen, maar zonder draaistellen.

De 271 werden afgeleverd tussen 30 juli 1956 (271.001) en 28 juni 1957 voor de laatste (271.006). Alle zes werden officieel in dienst gesteld op het depot in Kinkempois.

De 271's hadden altijd grote technische problemen, vooral met hun transmissie. Er werden snel verschillende wijzigingen aangebracht, maar hun betrouwbaarheid verbeterde niet. Eind 1957 besloot de NMBS om ze over te brengen naar het depot in Merelbeke, zodat ze dichter bij de SEM-fabriek zouden staan.

Na diverse aanpassingen kwamen de 271's geleidelijk weer in dienst.Op 31 mei 1959 werd een driedaagse rotatie ingevoerd.

In tegenstelling tot Kinkempois, waar ze vooral werden gebruikt om te rangeren, werden ze in Merelbeke ingezet op lokale goederentreinen naar de haven van Gent, Sint-Niklaas, Denderleeuw, Schoonaarde, Wondelgem en zelfs tot in Brugge.

Op 28 oktober 1959 besloot de NMBS om de hydraulische transmissie SEM op vijf machines te vervangen door een transmissie Voith L217 (ook gemonteerd op de locomotieven van de series 73, 74 en 82).

Ernstige schade volgde. In februari 1961 bijvoorbeeld, kreeg 271.003 een kapotte zuiger in zijn dieselmotor, wat grote schade aan het carter veroorzaakte. De machine werd gekannibaliseerd om de anderen in dienst te houden en werd uiteindelijk afgeschreven in december 1964.

De vijf 271's werden tussen oktober 1963 en september 1964 omgebouwd en konden weer in dienst worden genomen. Aanvankelijk waren er weinig problemen, maar vanaf eind 1967 doken nieuwe problemen op, dit keer met de dieselmotor.

Op 1 januari 1971 werden de vijf machines hernummerd in serie 71: 7101 tot 7105, waarbij 271.006 het nummer kreeg dat 271.003 had moeten hebben: 7103.

In 1972 kregen ze de nieuwe gele Z-decoratie.

De levering van de tweede serie 73 locomotieven (7336 tot 7375) maakte het mogelijk om de onfortuinlijke machines te vervangen. Vanaf de zomerdienstregeling van 1976 werden de 71's geparkeerd.

La 7103 / 271.006

De bouw van de 271.006 begon in augustus 1954 en na een grondige inspectie op 26 juni 1957 werd de 271.006 op 28 juni 1957 in Kinkempois aanvaard door de NMBS.

Midden december 1957 werd ze ernstig beschadigd en buiten dienst gesteld in Kinkempois. Een jaar later, op 25 november 1958, werd het overgebracht naar Merelbeke. Op 30 december 1958 werd ze terug in dienst genomen.

Op 29 november 1961 werd ze naar het Atelier Central in Salzinnes gestuurd voor ombouw met Voith transmissie. Ze verliet Salzinnes twee jaar later, op 29 oktober 1963.

Op 11 mei 1967 kreeg de 271.006 de volledig herziene motor van de 271.003. Op 1 januari 1971 werd hij omgenummerd tot 7103.

Hij onderging zijn laatste tussentijdse revisie in Merelbeke van oktober 1972 tot maart 1973 en kreeg de nieuwe groene versiering met de gele Z.

Met de invoering van de zomerdienstregeling op 1 juni 1976 werd de trein geparkeerd en vanaf 19 juli 1977 in "netwerkreserve" geplaatst.

Ondertussen werd besloten om het op 18 november 1976 naar de museumloods in Leuven te sturen. Wegens plaatsgebrek in Leuven werd het op 2 december 1977 overgebracht naar de loods in Doornik.

Op 28 december 1979 werd ze uitgeschreven volgens de notulen van Salzinnes nr. 2 van 19 november 1979. Op deze datum maakte de machine officieel deel uit van het historisch erfgoed van de NMBS.

Later, op 14 februari 1980, werd ze gerepatrieerd van Doornik naar Leuven.

TSPIn 2012 werd zijn lot definitief bezegeld toen het werd verkocht aan . Op 24 oktober 2013 werd het per vrachtwagen overgebracht naar zijn nieuwe thuis, het Musée du Rail de Saint-Ghislain.